Get the FLASH PLAYER to view this magazine:
- or -
View as HTML version
Na zijn dood bleven de mensen in hem de wijze leider en vader zien. Op 30 april 1905 onthulden ze een
grafmonument op het kerkhof van Denderhoutem. Nog jaren lang zongen ze met de kermis op de
Knibberhoek: "Nu ziet hij op ons neder / Van uit een hoger sfeer, / Zo vaderlijk en teder / Zo goedig als
weleer / Want groot was zijn verleden / Hij is ons voorgegaan / We volgen zijne schreden / Voor ’t vrije
volksbestaan".
De vader van Aloïs De Backer, Fernand, kwam uit de Nederhasseltse Lebeke. Hij overleefde vrouw en zoon
en bleef alleen wonen in de lange lage boerderij, die hij voor een deel verhuurde. Op het einde van zijn leven
was hij in het klooster van Denderhoutem.
In Kerksken, ten noorden van Denderhoutem, waren het vooral de gebroeders Albien, Jozef en Emiel
Callebaut en de jonge Victor Van der Haegen die er de Daensistische Beweging activeerden. Van der
Haegen was de plaatselijke medewerker van het weekblad Klokke Roeland. Het was in Kerksken dat in 1895
Frans De Rouck het Lied van de Groene Strik heeft geschreven, dat jarenlang het lijflied bleef van vele
daensistische actievoerders. Pastoor Constant Pringels kwam meteen in conflict met de democraten en
gedurende meer dan een decennium stonden in Kerksken katholieken en daensisten regelrecht tegenover
elkaar.
Dat kwam onder meer tot uiting bij de gemeenteraadsverkiezingen. Door een hervorming van het kiesstelsel
mochten vanaf 1895 alle mannen vanaf dertig jaar stemmen. Mannen die gestudeerd hadden, gezinshoofd
waren of veel belastingen betaalden kregen een supplementaire stem; maximaal vier stemmen per persoon.
Om de vier jaar zouden er verkiezingen zijn voor de helft van de gemeenteraad.
In Kerksken was midden 1895 de katholieke fanfare ‘Vrede en Eendracht’ gesticht. Het was de enige
culturele vereniging in het dorp. Maar in het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen kwam er al snel
ruzie. Frans Coppens, eerste schepen, kreeg het aan de stok met burgemeester Leander Meganck. Coppens
kwam op met een scheurlijst en kreeg steun van de daensisten. De twee politieke partijen trachtten daarop de
fanfare onder hun kleuren te laten marcheren en toen de daensisten daarin niet slaagden, probeerde Victor
Van der Haegen met enkele muzikanten een eigen fanfare te stichten. Maar ook hij slaagde niet in zijn opzet.
Er bleef de daensisten geen andere keuze dan in mei 1896 opnieuw aan te sluiten bij de gevestigde
maatschappij.
Er waren in 1895 in Kerksken negen zetels te verdelen. De daensisten voerden een intense campagne, maar
moesten zich op 17 november tevreden stellen met drie zetels. Die gingen naar Frans Coppens, Philemon
Van den Eynde en Louis Roelandt.
De daensisten bleven evenwel niet bij de pakken zitten. Amper een paar weken na de installatie van de
nieuwe gemeenteraad, op 2 februari 1896, organiseerden ze een meeting met advocaat De Backer uit hun
buurgemeente Denderhoutem. Het blad Klokke Roeland dat de katholieken smalend ‘Vodde Roeland’
noemden - schreef "dat er op die meeting wel tweeduizend man was". Maar de correspondent van de
katholieke Denderbode had er maar tweehonderd geteld "en daar moet gij nog de kinderen en de
vrouwpersonen afrekenen alsook de toehoorders die daar enkel uit nieuwsgierigheid stonden om de
woordenkramerij van de kwakzalver eens te horen".
In 1896 stichtten de daensisten in Kerksken ‘Den Onderlingen Bijstand’. Lokaalhouder was Domien
Schouppe op Terlicht. De initiatiefnemers waren advocaat De Backer, Prosper De Pelsmaeker, Camille
Meganck, de gebroeders Callebaut en Victor Van der Haegen.
Op 8 februari 1897 brak in de weverij Smits in Kerksken een staking uit. De arbeiders namen het niet dat ze
weer geconfronteerd werden met een loonsvermindering en kregen de steun van de daensisten. ’s
Anderendaags zakte een groep van honderd tachtig wevers, de meeste lid van de pas opgerichte daensistische
vereniging voor Onderlinge Bijstand, af naar Aalst. Daar kreeg ze versterking van de socialisten. Met
spandoeken en luid geschreeuw trokken de manifestanten naar het huis van fabrikant Adriaan Smits op de
Koolmarkt, die een delegatie ontving, en naar het huis van Pieter Daens die hen toesprak. De staking duurde
veertien dagen en werd een mislukking. De werklieden verloren twee weken loon en de leiders werden op
straat gezet en gebroodroofd. Het was een zware slag voor de daensistische beweging in Kerksken: een deel
van haar aanhang stapte over naar de socialisten en anderen keerden terug naar de katholieke stal.
Om de getroffen en werkloze daensisten te helpen, stichtte de leiding met advocaat De Backer op 5 maart
1897 een Samenwerkende Weverij in Kerksken en in Denderhoutem. Een initiatief dat bij de katholieke en
conservatieve fabrikanten niet in goede aarde viel en van hen meteen felle tegenwind kreeg.
248